Ze hielden Hem echter in de gaten en stuurden er spionnen op uit die zich als rechtvaardigen moesten voordoen, in de hoop Hem op een onwettige uitspraak te betrappen, zodat ze Hem konden uitleveren aan de overheid, aan het gezag van de prefect. Ze vroegen Hem het volgende:
‘Meester, we weten dat wat U zegt en leert juist is en dat U spreekt zonder aanzien des persoons, en dat U in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. Welnu, is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet?’ Maar Jezus doorzag hun sluwe opzet en antwoordde:
‘Laat mij eens een denarie zien. Van wie zijn de afbeelding en het opschrift op deze munt?’ ‘Van de keizer, ‘antwoordden ze. Daarop zei Hij tegen hen:
‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ Ze slaagden er dus niet in om Hem ten overstaan van het volk te betrappen op een onwettige uitspraak, en omdat ze geen raad wisten met Zijn antwoord, deden ze er het zwijgen toe.